Ontwikkeling van de Zaanstreek periode 1300 - 1635
Toen omsteeks 1300 weer grote overstromingen plaats vonden besloot men ook de Westzijde van de Cromme Ye van een dijk te voorzien en in de nog open verbinding een sluis te bouwen in een dam; de Nieuwendam (aangelegd in 1357). Daar in die tijd het gehele binnenwater via de grote meren in open verbinding stond met de zee, hadden eb en vloed vrij spel tot aan genoemde dam toe. Door de getijbewegingen werden grote hoeveelheden slib meegevoerd en afgezet aan weerszijde van de dam en sluis.
- Doordat de handel in deze periode snel toenam en al het handelsverkeer via het water plaatsvond moest er een oplossing komen om het verkeer tussen Amsterdam en Alkmaar veilig te stellen. Dit kon gebeuren door de Noorddam van een sluis te voorzien. Dit is het moment dat Knollendam voor het eerst in de archieven opduikt. Er bestaat nog een exemplaar van het dokument waarin toestemming gegeven werd om een sluis aan te leggen in de Noorddam. De letterlijke tekst luidt als volgt:
"Jan van Chatillon enz. maecken kondt allen Luyden dat wy voor ons ende voor onsen Nakomelingengewilkoert hebben ende wilkoeren Claise Amelgaers en syne Nakomelingen eenen Sluyse te legghen en te houden in onse Heerlyckheydt, in den Noord Dam van de Zaenden, duerende tot eeuwenlycken dage, om thien pondt Hollandts goedts geldts 't Jaers, alle Jaeren te betalen op Bamisse. Ende dese voorsz. Sluyse zal hy leggen ende verleggen in syn slefs Lands, ende in syn selfs Dijck buiten onse kost. Ende waer 't saecke dat die voorsz. Dam verleydt worde, by ons liefs Heere ende Neve des Gwye van Holland ende ons, soo soude dese voorwaerde uyt wesen; Ende waer dat saecke dat men dat Geldt niet ende betaelde alle Jare, in der maniere voorschreven, soo souden wy ons verhalen op sijn drie maden Landts geheyten de Viver Camp daer de Sluyse nu in gelegen, sonder alle argelist. In oirconde desen Brieve besegelt mit onsen Zegele, ghegeven ter Goude des Woensdaeghs na Jaersdagh, in 't Jaer ons Heeren duysent drie hondert vier en tseventigh"
- Na deze historische datum is er voorlopig weinig bekend over deze omgeving. Eerst 150 jaar later komt Knollendam weer in de archieven voor. Omstreeks 1500 waren Amsterdam en Alkmaar belangrijke handelssteden geworden. De behoefte aan een goede verbinding over het binnenwater werd steeds groter. Beide steden besloten gezamelijk een rapport op te maken. Op 24 mei 1529 werd dit charter openbaar gemaakt en bevatte als belangrijkste punt de wenselijkheid om de Noorddam van nieuwe en grotere sluizen te voorzien. Wormer had geen bezaar, mist Amsterdam en Alkmaar zelf de kosten voor hun rekening namen, alsmede het onderhoud.
- De stukken hierover zijn nog bewaard gebleven en dateren van 31 mei 1531. Op deze documenten komt het oudst bekende zegel van Wormer voor.
- Een afdrukvan het dorpszegel in groene was met een middellijn van 6,2 cm en het randschrift "Sigillum Vicinorum de Wormare" ofwel "Zegel betreffende de buurtschap Wormer".
- De bouw van de nieuwe, dubbelkerende schutssluis welke lag ter plaatse van de tegenwoordige doorvaart, zal ongetwijfeld de bevolking van Knollendam hebben doen toenemen. Hierop breekt een tijd van grote onzekerheid aan. Keizer Karel V, de 31e graaf van Holland, was in oorlog met practisch heel Europa, terwijl de hervorming zich als een olievlek over onze streken verspreidde. Steeds strenger trad de Keizer op tegen volgelingen van deze nieuwe leer.
Arrestatie's en ter dood veroordelingen waren aan de orde van de dag. De bezittingen van de slachtoffers werden verbeurd verklaard en vervielen aan de Keizer.
Mede hierdoor was Karel V in staat zijn geldverslindende oorlogen te kunnen financieren. Zo bereiken we het jaar 1544.
Tussen het afgevaardigen van nieuwe plakkaten tegen de wederdopers en andere afvalligen zag de Keizer kans om op 17 december 1544 het octrooi te tekenen, dat aan het Hooheemraadschap Uitwaterende Sluizen het eerste gezag verleende. Dit besluit is voor Knollendam van groot belang geweest. In het verbaal van 5 juli 1544, hetgeen de grondslag was voor het verleende octrooi, werd als een van de belangrijkste adviezen het wegnemen van de deuren uit de sluizen te Knollendam genoemd. Dit was noodzakelijk om de waterhuishouding in Noord-Holland beter te kunnen beheersen. De Bannen Wormer en Knollendam verzetten zich hier tegen, zodat de deuren eerst in 1567 verwijderd werden. De sluizen zelf bleven voorlopig nog gehandhaafd. Een jaar later brak de Tachtigjarige oorlog uit.
"Vrijbuiters"
- De jarenlange ondedrukking uitte zich ook in de Zaanstreek in een korte, maar felle strijd. Wat de Watergeuzen op zee waren, dat waren de Vrijbuiters op de binnenwateren. Knollendam was in die tijd een basis voor een groep van deze vechtjassen, welke in hun kleine vaartuigen de Spanjaarden zoveel mogelijk afbreuk wilde doen. Hoewel de Vrijbuiters uit Knollendam ook genoemd worden in verband met de belegeringen van Alkmaar en Haarlem zal het te ver voeren hier dieper op in te gaan. Vele boeken zijn hier over gecshreven. Wel willen wij iets dieper ingaan op twee gebeurtenissen uit die tijd, waarbij de Vrijbuiters uit Oost-Knollendam zich onderscheiden hebben.
Na het mislukte beleg van Alkmaar keerde Don Frederik, Alva's zoon, terug naar het zonnige Spanje en werd Don Louis de Requensens de neiuwe landvoogd. Deze kreeg als opdracht van het machtige, Spaansgezinde, Amsterdam om hun concurrent, de Zaanlanden te overmeesteren.
- Eind 1573 werden er 3000 man ingekwartierd in Assendelft. Don Louis moest echter tot februari 1574 wachten voor de vorst streng genoeg werd om via het ijs een aanval te doen op de Zaanstreek. Op 19 februari 1574, 's morgens om half 6, begon de aanval op de diverse Zaangemeenten. Binnen enkele dagen was het gebied ten Westen van de Zaan in Spaanse handen. Sonoy, de bevelhebber van de Spaanse troepen, liet in allerijl het rijke Wormer in staat van verdediging brengen. De Zaan werd tot de Schermer toe afgebijt. Mede door verraad kon de Spaanse veldheer Verdugo een plan beramen, wat tot gevolg had dat eind februari een sterkte van 4000 man Wormer binnenviel en binnen drie uur meester was van de situatie.
- Noordhollands Noorderkwartier dreigde, mede door de activiteiten van admiraal Bossu op de Zuiderzee, weer in Spaanse handen te komen. De inval van Lodewijk van Nassau in het zuiden is dan ook niet toevallig geweest. Don Louis riep de Spaanse troepen terug naar het bedreigde zuiden. Bij het verlaten van Knollendam werden alle huizen door de Spanjaarden verbrand. Echter niet ongestraft, want een oude veteraan van de Vrijbuiters 't Hoen, had zich met zijn makkers verborgen in de uitgestrekte rietvelden en overviel de Spanjaarden. De meeste Spanjaarden verloren het leven.
Het onmenselijke optreden van de Spanjaarden werd evenwel niet vergeten. Na zijn overwinning op de Mookerhei op 14 april 1574, keerde Don Louis weer naar Noord-Holland terug.
- Weer ondernam hij een poging om via Wormer het Noorderkwartier te bezetten. Op de vroege morgen van 30 mei 1574, de eerste Pinkesterdag, trok hij met 1500 man de Zaan over om zich meester te maken van Wormer.
In tegenstelling tot enkele maanden terug, was men nu in Wormer op alles voorbereid. De Spaanse troepen konden oprukken tot de Westertil, maar stuitten toen op een grote tegenstand. De in Wormer gelegerde Staatse troepen konden de vijand tegenhouden. Intussen waren de vrijbuiters gewaarschuwd. Zij konden via de Poel de vijand in de flank aanvallen. Door het geven van rooksignalen werd tevens de Zaanse Schans gewaarschuwd. Van alle kanten aangevallen moesten de Spanjaarden het onderspit delven. Op dezelfde wijze werd een aanval op de tweede Pinksterdag, beraamd op Purmerend en Ilpendam, afgeslagen. Noord Hollands Noorderkwartier was voorgoed bevrijd van de Spanjaarden.
Nu echter moest onze omgeving nog jarenlang de overlast ervaren van de bezetting van de Geuzenlegers. Eerst op 19 juni 1576 verlieten de laatste vendels de omgeving. Hierna keerde de rust weer en kon het normale leven zich herstellen.
O.i. is het toch wel het vermelden waard, dat de geschiedschrijver Velius schrijft, dat het succes in de strijd tegen de Spaanse overheersing niet in de laatste plaats te danken is aan het moedige optreden van de Vrijbuiters.
"Gouden eeuw"
- De z.g. "Gouden Eeuw" is aangebroken. Handel en nijverheid gingen ook in deze streken met sprongen vooruit. Hoewel zeer gunstig gelegen, heeft Knollendam in die bloeiperiode nooit industrieën van betekenis gekend. Molens zijn hier nooit gebouwd. Wel wordt gesproken over een leerlooierij van Engel Pietersz. Wessanen. De hoofdmiddelen van bestaan zullen veeteelt en visserij geweest zijn.
- Toch blijkt, dat ook Knollendam gedeeld heeft in de voorspoed van de Gouden Eeuw. Zo schrijft Soeteboom in zijn Saan-lands Arcadia dat de kerk in Knollendam "tot een teken van de grote aanwas" in het begin van de zeventiende eeuw werd herbouwd. Voor die tijd stond er reeds een kapel of kerkje. In deze tijd werden ook de grote meren drooggemalen. De schatrijke kooplieden zochten in deze onrustige tijden een veilige geldbelegging en zo werden achtereenvolgens de Beemster (1612), de Purmer (1623), de Wormer (1626), de Schaalsmeer (1634), de Schermer (1635), de Enge Wormer ( 1635) en de Starnmeer in 1643 herschapen in vruchtbaar land.
De waarborg voor een goede afwatering was een eis van het Hoogheemraadschap waaraan de bedijkers moesten voldoen. Zo werden tal van nieuwe kanalen gegraven en nieuwe sluizen gebouwd.
Voor Knollendam is de droogmaking van de Wormer het meest ingrijpend geweest. Hier werd als eis gesteld, dat de Noorddam een grotere opening moest krijgen, teneinde een goede afwatering te waarborgen. Eerst in 1635, tijdens de droogmaking van de Enge Wormer werd de Noorddam geheel verwijderd en was de definitieve scheiding tussen Oost- en West Knollendam een feit geworden. De droogmaking van de grote meren had echter nog een ingrijpende verandering voor onze omgeving tot gevolg.
- Door de enorme verkleining van het oppervlak van bergingswater, de boezem, ondervond het z.g. oude land, waartoe ook het Wormer- en Jisperveld behoren, veel wateroverlast tijdens natte periode's.
- Zo werd op 30 mei 1630 besloten besloten de Bannen van een kade te voorzien. In juni werd met het werk begonnen en in oktober 1630 was het werk zover gevorderd, dat de nieuwe dijk het water kon keren. Er werden drie nieuwe molens gebouwd: De Neckermolen, de Poelmolen en de Jispermolen. Later werd nog een vierde gebouwd: de Zuidermolen.
- Van deze vier molens is alleen de Neckermolen nog in bedrijf en de Poelmolen vervangen door een gemaal. De Schaalsmeer loosde het water d.m.v. een molen op het Wormer- en Jisperveld. Tevens werden in de nieuwe dijk 6 sluizen gebouwd, waarvan er nog twee bedrijfsklaar zijn n.l. de Poelsuis en de Knollendammersluis. De Jispersluis is buiten gebruik, terwijl de overige gedempt zijn. Zo verkreeg rond 1635 onze omgeving de gestalte zoals we die nu nog kennen.
Bron: Zes eeuwen Oost-Knollendam (1977).